Structuur en organisatie

De organisatie en de structuur van de orde worden beschreven in de aan de orde gegeven constitutie van koning Peter II van Joegoslavië, die overigens nooit is afgetreden en sinds 1964 in ballingschap verbleef. Deze beschrijvingen zijn gebaseerd op de eeuwenoude  traditie van de orde die op zich dan weer gebaseerd is op een militaire structuur.

De orde wordt bestuurd door een groep van baljuws/grootdames, grootpriors en priors die de soevereine raad wordt genoemd. De raad kan ingedeeld worden in permanente leden, de baljuws/grootdames en tijdelijke leden, alle grootpriors en priors voor de duur van hun mandaat.

De soevereine raad wordt voorgezeten door een grootmeester of bij ontstentenis een luitenant-grootmeester, die gekozen wordt voor het leven. Onder de permanente leden van de soevereine raad, de baljuws en de grootdames, worden een aantal leden gekozen die belast zijn met het dagelijks bestuur van de orde. Voor de duur van hun mandaat worden ze conventuele baljuws genoemd. 

Het dagelijks bestuur wordt de kleine raad (officieel “Petit Conseil”) genoemd. De kleine raad bestaat uit de grootcommandeur, verantwoordelijk voor financiën en administratie; de grootmaarschalk verantwoordelijk voor de heraldiek en het ceremonieel; de groothospitalier die de caritatieve werken van de eenheden coördineert en tot slot de grootraadsheer die de externe relaties verzorgt alsmede de interne communicatie. 

Naast de kleine raad bestaat er een hooggerechtshof dat de geschillen regelt en een geestelijke raad die instaat voor het spirituele.

De militaire structuur van de orde komt tot uiting in zijn piramidale opbouw. 

Aan de basis vinden we commanderijen die samen een prioraat vormen en verschillende prioraten vormen een grootprioraat. Commanderijen die niet tot een prioraat behoren maar onafhankelijk opereren, kunnen eveneens een afgevaardigde naar de soevereine raad sturen. Hun commandeur zal dan rechtstreeks verantwoording afleggen aan de kleine raad. De niet onafhankelijke commanderijen doen dit aan de prior die aan het hoofd staat van het prioraat en die op zijn beurt verantwoording aflegt aan de grootprior indien er een grootprioraat werd opgericht.